carnaval

“Wees U zelf”, zei ik tot iemand.
Maar hij kon niet. Hij was niemand. (De Genestet)

Een koningsoffer in het Midden-Oosten, duizenden jaren voor Christus, zou de oorsprong van carnaval kunnen zijn. De eerste landbouwers vereerden een Maangodin. In tijden van onvruchtbaarheid, de winter, brachten ze het allerhoogste offer om de vruchtbaarheid terug te krijgen: hun koning. Deze ‘heilige koning’ werd versierd met twijgen en een kroon van meidoorns, met twijgen gegeseld aan een heilige tau-boom (in de vorm van een T gesnoeid) en tenslotte geroosterd en opgegeten. Koningen hadden het begrijpelijk niet op dit kannibalisme en gingen op zoek naar een ‘dod’, een plaatsvervanger. Eerst werd dat hun eerstgeboren zoon (denk aan verhaal van Abraham en Isaak; de Israëlische koning Saul(us) zou zijn eerstgeboren zoon nog geofferd hebben). Maar al snel werd dat een andere zoon of verwant, een koninklijke krijgsgevangene en tenslotte een gewone gevangene, een (zieke) misdadiger of een slaaf.

In Mesopotamië werd deze man Zoganes genoemd. Hij kreeg voor enkele dagen zijn vrijheid terug, werd versierd met koninklijke gewaden en werd als een koning op een scheepswagen rondgereden. (In die tijd kwam vruchtbaarheid van overstromingen, endus moest een vruchtbaarheidssymbool per boot arriveren). Slaven mochten ook enkele dagen meester spelen en zich zo kleden. De pseudo-koning trouwde tenslotte een priesteres, maar de volgende dag werd hem de koninklijke mantel uitgetrokken, hij werd gegeseld en gedood.

Hier in onze streken vonden er reinigingsrituelen plaats op de grens van winter en lente. Dit feest is in feite niet gekerstend door de katholieke Kerk; wel is er een Christelijk einde aan toegevoegd: Aswoensdag. Bovendien is het Carnavalsfeest geplaatst 40 dagen voor het paasfeest en in die zin dus de start van de voorbereidingstijd voor het grootste jaarfeest: Pasen.

Het feest gaat ook over de strijd tussen winter en lente, duisternis en licht, de strijd tussen ons lichamelijke ik en ons hoger Ik. In de strijd tussen onze lichamelijke lusten en hogere idealen zijn er twee beproefde methode om de kuren van het lichaam te bedwingen en het te reinigen: vasten en onthouding, of tijdelijk in een ander lichaam te stappen: verkleden en een masker op.

Het oorspronkelijk Germaanse feest is beïnvloed door het Romeinse “Ferium Stultorum” ( Het Feest der dwazen): slaven zaten bij hun meester aan tafel, soldaten commandeerden de officieren. Overigens kennen vele volkeren soortgelijke feesten waarin rolverwisseling plaatsvond.

Aardig in dit kader is de legende van Keb en Nut uit het oude Egypte:

Nut, de vrouw van zonnegod Ra werd verleid door Keb, de aardgod. Ra vervloekte haar en sprak: “Geen dag in het jaar zult gij nog kinderen baren!”Maar de slimme god Toth vond daar echter een oplossing voor. Hij versloeg tijdens een damspel de godin van de maan en bedong als beloning 1/70 deel van het jaar oftewel 5 dagen. Deze dagen voegde Toth toe aan de 360 dagen van het maanjaar: voor deze vijf dagen gold de vloek van Ra niet!

Nut baarde dan ook in deze dagen vijf kinderen, onder wie Osiris en Isis.

Deze vijf dagen aan het einde van het jaar werden door de Egyptenaren gezien als de dagen waarop geen ernstige, serieuze zaken mochten worden ondernomen. Elk jaar tijdens het grote lentefeest werd dit herdacht. Tijdens optochten werd een grote houten stier op een schip met wielen over het land getrokken.

Een schip op houten wielen komen we in de Carnavalsrituelen van vele volken tegen.

Ook bij “onze” Germanen kennen een wagen in de vorm van een schip. De wagen werd bedekt door kleden door stieren voortgetrokken om de vruchtbaarheidsgodin, die nog niet kon worden aanschouwd, te eren en zo de zegen over de komende oogst af te roepen.
Ook nu nog is het schip-op-wielen het voertuig waarmee zich de Prins en zijn Raad van Elf in de Carnavalsoptocht verplaatst.

De naam “Carnaval” zou betrekking kunnen hebben op dat schip: Carrus Navalis (scheepswagen).

Anderen houden het op: Carne vale (vaarwel vlees), want meteen na uitzinnigheid van het Carnavalsfeest begint met Aswoensdag de 40-daagse vastenperiode: voorbereiding op het Paasfeest.

“Bedenk, mens, dat uw lichaam van stof (as) is en tot stof (as) zal wederkeren”, zegt de priester wanneer hij met as een kruisje op het voorhoofd van de mens schrijft.

Het reinigingen van het lichaam, het lichaam leren kennen als slechts een voertuig, een voertuig van ons ware IK, dat is wat vasten en onthouding mogelijk maakt.

Met het verkleden druk je uit: “Kijk, wat ik aanheb, dat wat jullie met ogen zien, is niet het belangrijkste, probeer mij(n) Zelf te zien.

Door te verkleden beleven we sterker onsZelf, want: Ik verkleed me.

We vieren carnaval, niet om onsZelf  achter maskers te verbergen

(“personae”is het Latijnse woord voor “masker”), maar om na “Vastenavond” de moed op te kunnen brengen onze maskers af te rukken en elkaar met eerbied en bewondering werkelijk te zien: een wezenlijke ontmoeting van mens tot mens.

Een opinie over het huidige Carnavalsfeest:

In een tijd waarin traditionele verbanden van bijvoorbeeld kerk of beroepsgroep weg zijn gevallen, kun je je afvragen of het Carnavalsfeest nog zijn oorspronkelijke waarde heeft. Het “uit de band” springen, wordt zinloos als er geen” band” meer is. 
Wat is uw mening?
Ger van Venrooij

Meisje | Tiliander
Vlinders | Tiliander
Bijen | Vlinders